Wist je dat… ?


  • Israël is weer begonnen met het (illegaal) bouwen op de westelijke Jordaanoever (‘Westbank’), maar niemand (geen land, geen VN, of wie, of wat dan ook) schijnt zich dat aan te trekken. (Vreemd en onbegrijpelijk.)
  • De VVD is weer in opspraak. De krant stond vol over Loek Hermans. De boosdoener(s) huppelt/ huppelen nog steeds vrolijk rond. (Idem.)
  • Een riem heeft veel ‘vieze’ plekken. (Ook vreemd, maar wel begrijpelijk.)
  • Joe Walsh schreef in 1992 een lied, en maakte de muziek ‘voor een stervende planeet’ (de aarde). Het nummer is te vinden op zijn album (CD) ‘Songs For A Dying Planet’. (Het is geen vrolijk lied, maar wel indrukwekkend.)
    Dit is de tekst (in het Engels; sorry):

“Is anyone out there?

  Does anybody listen or care anymore?

  We are living on a dying planet,

  We’re killing everything that’s alive,

  And anyone who tries to deny it

               Wears a tie.

          And gets paid to lie.

 

  So I wrote these songs for a dying planet,

  I’m sorry but I’m telling the truth,

  And for everybody trying to save it.

  These songs are for you, too.

 

  Is anyone out there?” 

‘Is dat uw gebit?’


Eergisteren zat ik in de ruimte van de dagopname van het ziekenhuis. Op dat moment zaten nog twee ’klanten’ in die ruimte. De één moest nog even wachten, wist ik, maar de ander was net terug van een operatie en at een boterhammetje. Zo te zien ‘met smaak’.
– De wachtende vrouw vroeg aan de etende man – ik had al wel gedacht dat zij zich niet stil zou kunnen houden – of hij zijn gebit wel in had gedaan. De man hoorde het blijkbaar niet, want hij pakte zijn gehoorapparaatje van het tafeltje dat voor hem stond. Hij deed het hevig piepende apparaatje in zijn oor en zei dat hij haar vraag niet had gehoord. Zij herhaalde haar vraag, waarop hij kort zei ’Ja.
– Ik zag haar verwonderd en ongelovig kijken, en ook weer naar het gebit in het plastic bakje op het tafeltje. Weer stelde zij de man de vraag, waarop hij zei dat hij haar echt niet begreep. ‘Dan zal dat gebit wel van iemand anders zijn’, zei zij en keek weer in het tijdschrift.

 

Zwemmen zonder zwemdiploma’s

Mijn kleindochter heeft de zwemdiploma’s A en B behaald. Ze was er heel blij mee en ook blij verrast. Twee diploma’s tegelijk. Best wel knap van haar.

In mijn jeugd waren (blijkbaar) geen zwemdiploma’s nodig, maar mijn ouders vonden het nodig dat ik het zwemmen moest leren. Dat gebeurde zo: eerst thuis ‘droogzwemmen’ op de keukenvloer, Dan op de keukentafel, totdat mijn vader zei, dat ik het maar eens in het water van de (Overijsselse) Vecht moest gaan ‘proberen’.

Op een zomerse zondagmiddag gingen wij, mijn ouders, mijn broer en ik, naar deze rivier Bij van het dorp. Mijn vader had een lang stuk touw meegenomen en mijn moeder het fototoestel.

Toen we op EEN ‘goede’ plek waren, moest ik op de kant van de rivier nog een tijdje ‘droogzwemmen’, waarna mijn vader een Gedeelte van het touw om mijn middel knoopte en de rest in zijn hand hield. Ik moest voorzichtig in de rivier stappen. Ik voelde het water stromen. Opeens was er geen ‘grond’ meer onder de voeten. Ik maakte de slagen die ik tijdens het ‘droogzwemmen’ had geleerd. En Warempel, het ging. ik kon zwemmen. Mijn vader liep mee op de oever met het eind touw in de hand.
Het gaat prima’, riep hij vanaf de oever. ‘Nog even een stukje zwemmen, keren, terug en dan uit het water komen.’

De 35ste mei


Zodra het weer 31 mei is, moet ik ook denken aan Erich Kästner.

 En wel aan zijn kinderboek ‘De 35ste mei’.

Dat boekje kreeg ik eens als verjaardagscadeau van mijn vader en moeder. Jammer genoeg heb ik dat boekje niet meer. Een geweldig mooi verhaal.

Het was ook een humoristisch verhaal, dat mij enorm heeft aangesproken. Een paard op ‘rolschaatsen’.
Verzin het maar!

Zwemmen in de kolk van …


Samen met een paar jongens uit het dorp ging ik in de zomervakantie regelmatig zwemmen in een kolk vlak buiten het dorp, dichtbij de Vecht. De kolk was behoorlijk diep. Hoe dieper je in het water kwam, hoe kouder het water.
De kolk werd gebruikt als drinkplaats voor de koeien. Aan het eind van de middag ging de boer met zijn koeien naar de kolk om ze te laten drinken.
Meestal hoorde je de koeien wel komen door het gesnuif en het geloei, maar waarom ik het die keer niet hoorde, of niet merkte, weet ik niet, maar plotseling stonden zij aan de rand van de kolk. Alleen durfden de koeien durfden niet te gaan drinken.
De boer liet zich stotterend horen, want hij was ontzettend kwaad. ”Als jij godverdomme niet snel maakt dat je uit het water komt, dan …!” galmde het plotseling over het water van de kolk. Hij had het tegen mij!
Ik zwom snel naar de kant, omdat ik de boer zag rennen. Weliswaar op klompen, maar hij had een flinke stok in de hand.
Zodra ik uit het water was, liep ik vlug naar mijn spullen, raapte alles vlug bij elkaar en snelde daarna naar het hek van het weiland. De jongens stonden er al.
De boer liet zich gelukkig niet zien.
Ik ging naar huis. De anderen ook.
De kwaadheid van de boer en vooral zijn ‘GVD’ had diepe indruk op mij gemaakt.