37. Bloemen voor de tandarts; 38. ???; 39. Even fietsen naar Coevorden; 40. Met ‘Bello’; 41. Een kapot achterlicht; 42. De Nachtbakker


Bloemen voor de tandarts (37)

Voor een (jaarlijkse) controle van mijn gebit moest ik naar de tandarts in Zwolle. Op een dag stapten mijn moeder, mijn broertje en ik in de bus, op weg naar Z.. Mijn vader en moeder gingen mee. Zij waren al eerder geweest.
In de stad kwamen we langs een bloemenzaak. Mijn moeder kocht er een grote bos bloemen. Toen ik vroeg voor wie die bloemen waren zei zij dat ze voor de tandarts waren. Mijn broer en ik keken elkaar aan. We dachten, denk ik, hetzelfde: Wie koopt er nou bloemen voor de tandarts!
In de wachtkamer zaten al een paar mensen. Ik zag ze wat vreemd opkijken. Wat mij opviel daar was het schilderijtje van Stien Eelsingh aan de muur. Een mooi en treffend schilderijtje met een paar Staphorster kinderen erop.
Toen wij aan de buurt waren gaf mijn moeder eerst de bloemen aan de tandarts. Ook hij keek verrast. Mijn moeder zei dat de bloemen bedoeld waren voor de goede verzorging die mijn vader en zij de laatste keer van hem had gehad. Ik zag mijn vader grijnzen toen hij haar dat hoorde zeggen. Hij zal ook vast wel gedacht hebben: Bloemen voor de tandarts. Dat kan er maar één bedenken. (Inderdaad, alleen mijn moeder.)

?????????? (38)

Even op de fiets naar Coevorden (39)

Samen met mijn vriend zou ik voor een weekend naar mijn opoe in Coevorden gaan. Niet met de trein, niet per auto, maar op de fiets. Ongeveer 40 kilometer fietsen. Ik vond de afstand gemakkelijk. Om te trainen stelde de afstand niet veel voor.
Mijn vriend reed op een lichte, Belgische fiets. Er zat van alles op en aan de fiets. Knijpremmen, een derailleur, maar ook ‘ballonbanden’. Ik had een Nederlandse fiets, een ‘Germaan’ met drie Torpedo-versnellingen. Een ‘normale’ fiets dus. 🙂
–  De eerste vijftien kilometers verliep zonder problemen, maar toen begon de ‘ellende’. Al na vijf kilometer moest er gestopt worden. Daarna telkens na vijf kilometer fietsen en steeds met een ‘smoes’. Bij mij kwam het over als: 40 kilometer fietsen is voor hem te lang; hij kan het zolang niet volhouden!
–  De tocht was bedoeld als een korte test voor een geplande fietstocht van ons beiden door de Ardennen en de noordkant van Luxemburg, maar na deze ‘test’ zag ik de fietstocht met hem somber in!

Met ‘Bello’ (40)

“BELLO” was de naam van de stoomtrein die eerder tussen Alkmaar en Bergen reed. Ooit zat ik met mijn moeder in deze trein voor een bezoek aan haar/mijn tante.
–   Op de achterkant van de hoes van de lp “Amice” (Harry Sacksioni) las ik dat de machinist van deze stoomtrein afspraken maakte met mensen die nogal ver van het station, maar wel aan de spoorlijn woonden. De machinist stopte tijdens de rit soms op de meest onverwachte momenten om deze mensen “op te pikken”. Sommige passagiers vonden dat maar niets en mopperden erover tegen andere reizigers en/of de conducteur.
–  Mijn moeder en ik hebben dat tijdens de treinreis niet mee mogen maken. Wij zouden het een belevenis hebben gevonden.

Een kapot achterlicht (41)

Op weg naar huis merkte ik dat het achterlicht van mijn fiets het niet meer deed. Ik dacht: ‘Martien, over ongeveer vier kilometer ben je al thuis.’
–  Maar net buiten het dorp stond een politieman mij op te wachten. De motor had hij in de berm geparkeerd. Ik moest stoppen. Hij zei dat ik zou worden bekeurd als ik verder zou rijden zonder een werkend achterlicht. Het maakte geen indruk toen ik zei dat het nog geen vier kilometer fietsen naar mijn huis was. Dat kon hem niks schelen. Ik moest gaan lopen. Dat deed ik toen maar.
–  Toen ik de politieman niet meer zag, ben ik op de fiets gestapt en fietste ik binnendoor, over een fietspad, naar huis. Dan maar zonder achterlicht. Aan drie kilometer lopen had ik echt geen zin!

De Nachtbakker (42)

Waar ik woonde waren twee bakkers. Bij één bakker ging ik af en toe even kijken. Uit nieuwsgierigheid waarschijnlijk. Of misschien, omdat het er altijd lekker rook, of omdat er veel te zien was?
–  Zo hoorde ik van die bakker dat hij elke morgen heel vroeg moest opstaan om de oven op temperatuur te brengen voordat hij met het broodbakken kon beginnen. Van het gebakken brood ging veel naar het winkeltje, waar zijn vrouw ‘de scepter’ zwaaide. Wat ook bijzonder was om naar te kijken? Ik zie hem nog met zijn blote voeten in een grote bak lopen om zo het deeg voor de roggebroden te ‘kneden’.
–  Deze bakker bezorgde ons vrijwel elke zaterdagavond het brood voor de zondag en de maandag. Meestal was het dan al laat als hij kwam. Hij was op de fiets, met een grote, rieten mand voorop.
–  Ons huis was misschien wel het laatste adres in zijn route. Weer of geen weer: hij kwam gewoon.
–  Van mijn ouders was de naam “Nachtbakker”.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *