Met de aardappelkookwagen langs de boeren (30)


Zodra de aardappels gerooid moesten worden was het tijd voor de landbouwers om een voorraad te laten koken. Dan zag je buitenaardse wagens van boerderij naar boerderij rijden: de aardappelkookwagens.

Iemand in de buurtschap waar ik woonde had zo’n wagen. Met zijn paard reed hij met deze wagen langs vrijwel alle boerderijen in de buurt om een hoeveelheid aardappels te gaan koken. De gekookte aardappels werden ingekuild om als varkensvoer te dienen. Met de eigenaar van deze wagen mocht ik een keer mee. Achterop de wagen stond een houten bak met grote briketten erin. Er lag ook een beitel en een hamer in om stukjes van een briket te kunnen slaan.

Waar hij met de kookwagen kwam, lagen de aardappels op een grote hoop vlakbij een kuil, waarin de gekookte aardappels kwamen, waarna alles met stro en aarde werd afgedekt.
De procedure was als volgt. Eerst pompte hij de kookketel  vol met water. Dat gebeurde meestal bij de varkensstal. Daarna maakte hij onder de ketel een vuurtje van hout en stukjes briket. Als er te weinig vuur was, sloeg hij met de beitel meer stukjes van een briket af en gooide ze op het vuur. Uit de pijp van het kooktoestel kwam eerst roetzwarte rook. Af en toe keek hij op een thermometer, of het water heet genoeg was geworden. Bij hoeveel graden dat was, weet ik niet, maar op een bepaald moment schepte hij een hoeveelheid aardappels in de ketel, waarna hij het deksel op de ketel dicht draaide met een grote draaisleutel. Daarna keek hij telkens even op de thermometer.

Na een tijdje zei hij dat de aardappels heet genoeg waren en dat ze uit de kookketel gehaald moesten worden. Hij draaide eerst een kraan open, waarna het kokendhete water op de grond stroomde. Vervolgens opende hij het deksel van de kookketel, schepte de gloeiendhete aardappels eruit – ik zag dat hij een paar hete aardappels opzij leggen – en wierp ze alle in de kuil.

Zodra de ketel leeg was, begon het koken opnieuw. Dat wil zeggen: eerst water halen, het water en de aardappels erin doen, enz.

Nadat alle aardappels waren gekookt en uiteindelijk in de kuil waren gekomen, werd de kuil door de boer dichtgemaakt. Eerst kwam het stro erop en daarna het zand dat naast de kuil lag. Vandaar het woord “inkuilen”. want zo noemden de boeren dat.

Toen deze boer even weg ging, pakte hij één van de opzij gelegde aardappels, haalde de schil eraf met zijn zakmes en gaf de nog steeds warme aardappel aan mij. “Proef dit maar eens”, zei hij. De aardappel smaakte mij goed. Ook de man at een gekookte aardappel. Hij begon met het opruimen en inpakken, haalde zijn paard uit de wei en spande het dier voor de kookwagen. Nadat de boer hem had betaald, nam hij afscheid, reed het erf af, en ging op weg naar de volgende “klant”.

Bij mijn huis zette hij mij af. Ik vond het een mooie, avontuurlijke dag

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *