‘Zou deze toren ook kunnen omwaaien?’

Onlangs stond deze wandelaar bovenop de uitkijktoren (28 meter hoog). Op de terugweg moest hij ook denken aan een berichtje in de krant.

Ergens in Friesland was een 32 meter hoge tweewieks windmolen omgewaaid. De windmolen stond op het erf van een boer. Op het moment van omwaaien gold code geel vanwege de wind.
De gevolgen vielen gelukkig mee. De boerderij bleef bespaard en er waren geen persoonlijke ongelukken. Ook niet op de weg waarop de molen was gevallen. De brandweer was gekomen en had uit voorzorg de stroom van de windmolen afgehaald.

‘Je moet er toch niet aan denken wat er zou kunnen gebeuren als een ‘joekel’ van een windmolen’, bijv. 200 meter hoog, eens omwaait’ dacht die wandelaar.

Wie was zij eigenlijk? (Kv 129)


Vorige week zou Bertha Breman jarig zijn geweest. Omdat zij mijn moeder was, heb ik lang moeten nadenken, of ik deze bijdrage wel zou willen plaatsen.

Hoezo? Nou, gewoon, omdat zij mijn moeder was, ik veel aan haar te danken heb en omdat ik haar met mijn verhaal niet tekort wil doen.

Mijn moeder had meer ‘voornamen’ dan: Lambertha Wilhelmina. Bertha werd zij meestal genoemd. Door mijn vader, haar ouders, broers en zuster, en door diegenen, die haar (goed) kenden. ‘Betsie’ noemde een tante haar, ‘Betta’, of nog ergerBatta’, door buurtgenoten, boeren en bekende winkelklanten, ‘Mam’, ‘Mams’ en ‘Ma’ door mijn broer en mij en ook ‘Oma’ door haar kleinkinderen (die zij graag mocht). Iedereen mocht haar wel. Iedereen was welkom bij haar.

Ik heb het idee dat mijn vader alles wel goed vond wat zij deed, ondernam of voorstelde. Met mijn vader had ik een goede verstandhouding, maar met mijn moeder toch wel de beste. Ik kan gerust zeggen: een prima jeugd heb ik bij mijn ouders en mijn broer gehad. Natuurlijk heb ik wel eens straf gehad. En als ik het wel heel bont had gemaakt: ook een pak rammel. Maar ook dat hoorde erbij.

Mijn middelbare schooljaren waren een ramp. Ook voor mijn ouders. Zij hebben van alles ‘geprobeerd’. Mij een aantal testen laten doen bijvoorbeeld. Mijn moeder beweerde altijd dat alles wel goed zou komen. Dat zei ze ook tegen anderen. Maar toch! Voor smid, handelen en rekenen was ik niet in de wieg gelegd. Mijn broer wel.

Mijn vader en moeder hebben veel meegemaakt in hun leven, maar toch hebben zij zich altijd prima weten te redden. Dat kwam vooral door hun positieve instelling, hun ‘kijk op het leven’, hun liefde voor elkaar, hun (gezamenlijke) werkzaamheden en hun liefde voor mijn broer en mij.

Nooit zouden mijn ouders zomaar iets zeggen. Niet tegen elkaar, maar ook niet tegen mijn broer en mij, of tegen wie dan ook. Wij vroegen nagenoeg nergens naar. Dat deed je sowieso niet, want dat hoorde toen niet! Later vond ik wel dat ik meer naar finesses had moeten vragen. Dat ik dat niet gedaan heb, daar heb ik nog steeds spijt van.

Mijn moeder zal vijf (!) jaar zijn geweest, toen haar vader overleed. Hij is 35 (!) jaar oud geworden. Waaraan hij is overleden, weet ik niet. Wel weet ik dat hij eigenaar was van een groot bedrijf (althans voor die tijd): een smederij, een woninggedeelte en een winkelpand er naast. Het bedrijf stond aan de hoofdstraat in het dorp. Hij wist precies wat hij wilde. Een vooruitstrevend iemand. Hij trouwde een rijke boerendochter, reed als eerste in het dorp op een motor en gaf les aan de Ambachtsschool in Zwolle, om maar iets te noemen.
–  Na zijn overlijden kon mijn grootmoeder het bedrijf niet voortzetten. Zij moest drie jonge kinderen grootbrengen. Zij leerde een weduwnaar, die ook in het dorp woonde, kennen. De man had twee kinderen, ongeveer van dezelfde leeftijd als haar kinderen. Van beroep was hij slager. Er was (kwam vrij?) een slagersbedrijf met een winkel en een woongedeelte, ook in het dorp. In dat pand kwamen zij te wonen. Het werd een ‘verstandshuwelijk’. En dat bleef het, volgens mij.
–  Natuurlijk gebeurde in dat gezin ook van alles en nog wat. De broer van mijn moeder, die in Amsterdam was gaan studeren, er woonde en trouwde, werd plotseling ernstig ziek. Zijn ziek- en sterfbed was in het dorp. Waaraan hij is overleden, weet ik niet. Hij overleed op 26-jarige (!) leeftijd.

Mijn ouders zijn in 1942 getrouwd. Waarom in de Tweede Wereldoorlog? Dat kwam omdat de eigenaar van een smederij, gelegen buiten het dorp, plotseling kwam te overlijden. Het bedrijfje, een smederij met een winkeltje en een woongedeelte, kwam te koop. Mijn ouders hebben het pand met moeite kunnen kopen.
–  Ik ben in 1943 geboren. Mijn broer in 1945. Mijn moeder zei soms gekscherend dat ik van een Duitser was en mijn broer van een Canadees.
–  Mijn moeder was de stuwende kracht in huis; mijn vader de harde werker. Zij hield – meer dan mijn vader – van lezen, reizen en praten. Een zakenvrouw. Dat bleek o.a. uit het feit hoe zij omging met de ‘klanten’, die in de winkel kwamen, de boekhouder en hoe zij omging met vertegenwoordigers.

Toen mijn vader een ernstig auto-ongeluk kreeg – op slechts ongeveer 150 meter van ons huis – moest de zaak worden verkocht. Op advies van de doctoren, zei mijn moeder.
–  Wij verhuisden – halsoverkop – naar het dorp en trokken tijdelijk in bij mijn grootouders, omdat de nieuwe woning nog niet klaar was. In de kamer, waar mijn broer en ik moesten slapen, stonden de verhuisdozen hoog opgestapeld.
–  Het was een ongezellige, zeg maar gerust een deprimerende tijd. Ik zat op dat moment in militaire dienst, helemaal in Bergen op Zoom. Mijn broer liep stage bij een (landbouwmechanisatie)bedrijf in een dorp in het zuiden van Duitsland. Het dorp lag ergens ten zuiden van München, vlakbij de Oostenrijkse grens.

Toen de gezondheid van mijn vader al maar slechter werd, vroeg mijn moeder of ik mijn broer uit Duitsland wilde ophalen. Ongeveer 1000 kilometer moest ik rijden in haar auto, een koekjestrommel, een Dafje, om er te komen. Onderweg sneeuwde het af en toe. Ik had speciaal militair verlof’ moeten aanvragen, maar dat heb ik niet gedaan. In die tijd kon mij werkelijk niets, maar dan ook niets schelen wat er met mij zou gebeuren. Op de terugweg hebben we samen nog even in Dachau rondgekeken.

Mijn vader overleed op 49-jarige (!) leeftijd. Iemand, die mijn moeder van vroeger kende, weduwnaar was, vier kinderen had en in het Hoge Noorden woonde, nam, ongeveer tien jaar later, contact met haar op. Nadat zij elkaar een tijdje leerden kennen vroeg hij haar ten huwelijk. Aan mijn broer en mij vroeg mijn moeder wat wij ervan vonden. ‘Doen’, zeiden wij direct.
–  Gelukkig konden zij goed met elkaar opschieten. Ook zijn kinderen vonden een huwelijk een goed idee. Zij, maar ook hun kinderen, mochten mijn moeder graag.
–  Dat huwelijk heeft jammer genoeg niet lang geduurd. Slechts drie jaar. Omdat mijn moeder niet in het noorden wilde blijven, is zij in Zwolle gaan wonen, waar zij zich ook prima wist te redden. Ik heb haar nooit horen klagen. Met ‘bus vijf’ was zij zo in de stad voor de bibliotheek, de bank en de markt, zei zij.

[Er is nog veel meer over haar te vertellen, maar ik wil het hierbij laten.]

‘Vrijwillig’


Prins Philip (97 jaar!) had vorige maand een ongeval met zijn auto. Behalve met de auto’s is het verder goed afgelopen, geloof ik. Hij had verklaard dat hij tegen een andere auto was gebotst, omdat hij werd verblind door de lage zon.

Vanwege dat ongeval heeft hij geheel vrijwillig zijn rijbewijs ingeleverd. Aldus de verklaring van Buckingham Palace.

Vrijwillig! 🙂
Zijn echtgenote, koningin Elizabeth, zal dat wel van hem hebben ‘verlangd’.

Een bijna ‘afgerolde’ vingernagel (kv 112)


Op een dag werd ik achternagezeten door mijn broer. Zomaar. Uit gekkigheid, denk ik. Broer, dacht ik, jij krijgt mij niet te pakken.

Het begon in de keuken. Ik trok snel een keukenstoel bij de tafel vandaan, schoof de stoel tussen hem en mij en rende daarna door de woonkamer naar de deur voor de trap naar boven. Hij struikelde over de stoel, schoof hem snel opzij en rende mij achterna. Halverwege de trap had hij mij bijna bij de rechterenkel. Bijna, want zijn hand – ik weet niet meer welke – kwam onder mijn schoenzool, dat de vorm van een soort van zigzagvorm had, terecht. ‘Mijn vinger’, schreeuwde mijn broer plotseling.

Wat er daarna allemaal is gebeurd, weet ik niet meer. Wel weet ik dat het voorval voor zijn leven zichtbaar blijft.

Open Monumentendag


Op die dag liep een jongen van tien een ernstige hoofdwond op door een klap van een molenwiek, aldus de krant. Door de klap raakte de jongen ook bewusteloos. Aldus de krant.

864x486Het vreselijk ongeluk gebeurde op de korenmolen ‘De Arend’ in Zuidland.

Hoe het ongeluk kon gebeuren, is nog onduidelijk, las ik.

Bij het lezen van de kop in de krant ‘Jongen krijgt een klap van de molen’, moest ik onwillekeurig aan het spreekwoord ‘een klap van de molen krijgen’ denken.

Er was in het bericht wel aandacht voor het aantal bezoekers tijdens de Open Monumentendag, maar niets over de afloop van het ongeluk.
(Dat begrijp ik dus niet zo goed.)

Duim tussen de deur. Of: Hoe dom kun je zijn! (1e afdruk: 04.02.2016)


Midden in de nacht moest ik nodig plassen.

Er was (slapende) visite in huis, dus geen licht aan doen, heel zachtjes lopen en zonder bril tastend in het donker naar de badkamer.

De deur van de badkamer piepte. Vreemd dat je er op zo’n moment extra aan herinnerd moet worden.

Na het plassen probeerde ik de badkamerdeur voorzichtig dicht te doen.

In plaats van dat gewoon gewoon te doen, hield ik de deurpost met mijn rechterhand vast.

Ik vond het raar dat de deur niet direct goed dicht wilde en duwde wat harder.

Het resultaat? Plots heel veel pijn, want mijn duim zat tussen de deurpost en de deur!

Kan het nog dommer? Ik vind van niet.

DSC04856 (Custom) (2)