Zwemmen in de kolk van …


Samen met een paar jongens uit het dorp ging ik in de zomervakantie regelmatig zwemmen in een kolk vlak buiten het dorp, dichtbij de Vecht. De kolk was behoorlijk diep. Hoe dieper je in het water kwam, hoe kouder het water.
De kolk werd gebruikt als drinkplaats voor de koeien. Aan het eind van de middag ging de boer met zijn koeien naar de kolk om ze te laten drinken.
Meestal hoorde je de koeien wel komen door het gesnuif en het geloei, maar waarom ik het die keer niet hoorde, of niet merkte, weet ik niet, maar plotseling stonden zij aan de rand van de kolk. Alleen durfden de koeien durfden niet te gaan drinken.
De boer liet zich stotterend horen, want hij was ontzettend kwaad. ”Als jij godverdomme niet snel maakt dat je uit het water komt, dan …!” galmde het plotseling over het water van de kolk. Hij had het tegen mij!
Ik zwom snel naar de kant, omdat ik de boer zag rennen. Weliswaar op klompen, maar hij had een flinke stok in de hand.
Zodra ik uit het water was, liep ik vlug naar mijn spullen, raapte alles vlug bij elkaar en snelde daarna naar het hek van het weiland. De jongens stonden er al.
De boer liet zich gelukkig niet zien.
Ik ging naar huis. De anderen ook.
De kwaadheid van de boer en vooral zijn ‘GVD’ had diepe indruk op mij gemaakt.