‘Vervelen’ is hier niet het juiste woord (16)


In de zomervakantie van 1955 gingen Tonnie, een buurjongen, mijn broer en ik op de fiets naar de Lemelerberg. Mijn broer reed op mijn fiets, omdat de ketting van zijn fiets stuk was. Ik ging op de fiets van mijn moeder, een “Locomotief”. Maar er was eerst nog wel een probleem, want haar fiets moest stiekem uit de schuur worden gehaald. Wel hadden we Pa en Ma verteld dat we van plan op de fiets naar de Lemelerberg te gaan, maar we hadden niet alles gezegd.

Na het middageten – de fiets van mijn moeder had ik ongemerkt al ergens neergezet – gingen we op weg. We fietsten door het dorp, over de Vechtbrug linksaf, bij kasteel Rechteren rechtsaf, richting Dalmsholte, door het gebied van de “Witte Wiev’n”, langs een schooltje, en tot slot naar de top van de Lemelerberg. We stapten af bij “Restaurant Stegeman”, vlakbij het steile voetpad, waar je de dennen kon ruiken en waarop ’s winters, als het behoorlijk gesneeuwd had, geskied kon worden

Om de beurt reden we, zonder te hoeven trappen natuurlijk, over het steile voetpad naar beneden.

Dat ging best wel hard. Toch ging het op laatst een keer helemaal mis. Tijdens de rit naar beneden kwam het voorwiel van ‘mijn fiets’ in het mulle zand naast het pad terecht. Ik kon het stuur niet meer houden en sloeg over de kop.

Het liep gelukkig goed af, maar in het voorwiel zat een flinke slag. Het fietsen was afgelopen, want het voorwiel kon niet meer draaien. Hoe moesten we nu naar huis komen?

Ik ben toen naar het restaurant gegaan en heb gevraagd of ik even naar huis mocht bellen. Dat mocht. Ik kreeg Ma aan de lijn en vertelde haar wat er was gebeurd. Ik hoorde haar om Pa roepen. Over de telefoon klonk zijn stem behoorlijk kortaf, maar toch niet boos. Hij zei dat Tonnie en Jaap, direct naar huis moesten gaan en dat ik bij het restaurant op hem moest wachten.

Ongeveer een half uur later hoorde ik het geluid van een brommer. Het was Pa zag ik. Hij had zijn lange leren jas aan. Ik begon een beetje zenuwachtig te worden, maar ik niet bang.

Hij stopte, keek mij onderzoekend aan, maar zei eerst niets. Toen zei hij dat Ma en hij heel erg waren geschrokken van mijn telefoontje. Pa bekeek het kapotte voorwiel, nam daarna de fiets op zijn schouder en ging op het zadel van de brommer zitten. Ik moest achter hem gaan zitten en het achterwiel van de fiets pakken. “Goed vasthouden en niet meer loslaten” zei hij tegen mij en reed toen de Lemelerberg af. Naar huis.

Onderaan de berg gaf hij “vol gas”. Gelukkig kwamen wij onderweg geen politie tegen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *