Er kwam een moment in mijn leven dat mijn ouders vonden dat ik groot genoeg was om naar de jaarlijkse uitvoeringen van verenigingen te kunnen gaan. Zeg maar gerust: ik vond het rampzalig, maar het moest gewoon.
– Mijn vader en moeder hadden er geen tijd voor. Dat zeiden zij tenminste tegen mij, maar volgens mij waren ze blij als ik “namens de firma” ging.
– De meeste mensen in de buurt vonden zo’n uitvoering prachtig, en gezellig. Dat kwam, omdat er toen niet veel te doen was in het dorp. Zij vonden een uitvoering een “uitje”. Mijn broer vond dat ook bleek later.
– Er waren in die tijd heel veel verenigingen. Dus waren er ook veel uitvoeringen. Van de accordeonvereniging, de muziekvereniging, de toneelverenigingen, de zangverenigingen, de knapenverenigingen, de schoolverenigingen, het Roode Kruis, de buurtverenigingen, plattelandsvrouwen, de maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen, de ruitervereniging, de damvereniging, de gymnastiekvereniging, de duivenvereniging, de schietvereniging, de schaatsvereniging, de voetbalverenigingen, de damclub en de zwemvereniging kregen mijn ouders een uitnodiging. (Het kan best zijn dat ik nog een vereniging over het hoofd heb gezien.)
– Als mijn ouders een uitnodiging kregen, dan werd ik meestal ‘gevraagd’ of ik wilde gaan. Ik kreeg geld dan mee voor de toegang, maar ook om in de pauze loten te kopen. De opbrengsten van de verloting betekenden namelijk extra-inkomsten voor de vereniging. Ook dat snapte ik. Die prijzen stelden meestal niet veel voor. In al die jaren heb ik slechts één keer prijs voor de “firma” gewonnen, maar dat vonden mijn ouders helemaal niet erg. Als de vereniging maar gesteund werd. Daar ging het om, vonden zij!
– Na de uitslag van de verloting ging ik meestal direct naar huis. Toen mijn broer mee mocht, werd het een stuk moeilijker voor mij om direct na de uitslag van de verloting naar huis te gaan, want hij vond het wel leuk om langer te kunnen blijven. Gezellig vond hij zelfs, maar het leek mij toe dat hij meer oog had voor de meisjes dan voor het programma van de uitvoering. Om laat naar bed te kunnen gaan was ook interessant. Toch wist ik hem meestal wel over te halen, dat hij na de verloting mee naar huis ging.
– Bij één verloting won ik ooit een prijs. Ik was toen veertien jaar, denk ik. Dat was in de pauze van de filmvoorstelling van de plaatselijke Rode Kruisvereniging. De film werd gedraaid in het verenigingsgebouw in de buurt. Ik won toen een ‘eerstedagenvelop” met Rode Kruiszegels. Die mocht ik houden van mijn ouders. Daar was ik heel blij mee, omdat ik postzegels verzamelde. (Voor de liefhebbers: E 31, 1957 Rode Kruis, zonder adres).
– Aan die film heb ik regelmatig moeten denken. Ik heb er lange tijd ook slecht van kunnen slapen. De film ging over een jongetje dat met zijn moeder in een zwaar gebombardeerde stad in Duitsland liep. Tijdens weer een bomalarm raakte hij zijn moeder kwijt. De jongen was radeloos en ging op zoek naar zijn moeder, en de moeder naar hem. Beiden kwamen zij in de meest vreselijke en trieste plaatsen in Duitsland terecht, maar waar zij niets konden herkennen, omdat er alles kapot was. Wel informeerden ze overal waar zij kwamen naar elkaar. Ik kan mij niet meer herinneren, of het jongetje en de moeder elkaar ook weer hebben gevonden. Het waren vreselijke zwart-wit beelden, maar toch heb ik de film helemaal uitgezeten.